Zum Inhalt springen

Post uit het verleden

Vijftigste aflevering van HollanDSe Taferelen
28. Dezember 2025 durch
Post uit het verleden
R. Hoen

De Citroën DS en het nieuwe Nederland

Tekst & ansichtkaartencollectie Rob Hoen

Ter gelegenheid van het verschijnen van de vijftigste aflevering van HollanDSe Taferelen op de achterzijde van het clubblad La Bombe Citroën van de Citroën ID/DS Club Nederland, dit keer een extra uitgebreide editie met meer achtergrondinformatie en context over Nederlandse ansichtkaarten waarin de Citroën DS zich op dat moment bevindt. HollanDSe Taferelen zijn niet zomaar plaatjes. Het zijn vensters op de jaren zestig, waarin de DS stille getuige is van veranderend Nederland. Dat staat in schril contrast met wat er met DS-ansichtkaarten op sociale media gebeurt, waarmee platforms als Facebook dagelijks overspoeld worden, maar dan meestal zonder enige context of duiding. Reacties blijven meestal steken bij het raden van automodellen.

Nederlandse ansichtkaarten uit de jaren zestig ogen op de een of andere manier altijd overzichtelijker en minder rommelig dan hun Franse tegenhangers. Ze lijken zakelijker en soberder, terwijl Franse kaarten juist romantischer en uitbundiger aandoen. Dat verschil hangt samen met zowel de context waarin de kaarten beleefd worden als met de onderwerpen die de fotografen kiezen. Franse kaarten staan voor vakantie en zonnige herinneringen, iets wat Nederlandse kaarten veel minder oproepen. De meeste Nederlandse vakanties gaan nog altijd richting Frankrijk, wat van invloed is op hoe we deze beelden ervaren.

Natuurlijk staat er op zo’n kaart een Nederlandse Citroën DS. Maar dat is niet de aanleiding voor de serie HollanDSe Taferelen. De DS-liefhebber zoekt meteen de auto op en vergeet vaak de omgeving waarin de ID of DS is geparkeerd. De werkelijke aanleiding is het veranderende cultuurlandschap waarin die DS verschijnt. Iedere ansicht vertelt een verhaal; de auto maakt daar slechts toevallig deel van uit.

Tijdens en na de naoorlogse wederopbouw veranderde Nederland ingrijpend: de explosie van welvaart, de babyboom, industrialisatie, woningbouw, uitbreiding van infrastructuur, massatoerisme door meer vrije tijd, en de snelle groei van het wagenpark. Al deze ontwikkelingen vormen de achtergrond waartegen de DS zijn plek in het straatbeeld krijgt; als stil symbool van vooruitgang en verandering. HollanDSe Taferelen  toont Nederland op sobere wijze: aangeharkt, keurig en schoon. Zonder opsmuk of romantiek. De kaarten tonen nieuwe architectuur, moderne winkelcentra, flatgebouwen en theaters. En het gekke is: deze beelden bieden weinig ruimte voor mijmeringen. What you see, is what you get. Ansichtkaarten worden in eerste instantie gemaakt als groet of souvenir, maar hun onschuldige uiterlijk verhult een dieper effect: ze vormen een gecureerd beeld van ons cultuurlandschap, waarin vooral het verzorgde decor zichtbaar is.

 

Vlaardingen 1966

Flatgebouw De Wereldhaven
Zuid-Holland

De lucht boven Vlaardingen is doortrokken van bedrijvigheid. Dat is te zien aan het aantal schoorstenen boven de skyline van Vlaardingen. Het zijn stille getuigen van het industriële ritme dat de stad voortstuwt. Het is 1966: Vlaardingen groeit. Niet langzaam en gestaag, maar snel, bijna haastig, alsof het de tijd wil inhalen die het in de oorlogsjaren verloor. De stad groeit explosief, getuige de twee grote flatgebouwen op de voorgrond, buiten het centrum van Vlaardingen. Bedrijven zoals Hollandia Katendrecht en Haringcentrale Vlaardingen waren belangrijk voor de werkgelegenheid. Door de nabijheid van Rotterdam profiteerde Vlaardingen van de groei van de Rotterdamse haven. De Maasboulevard en haventerreinen in Vlaardingen hadden functies in overslag, opslag en onderhoud van schepen en zorgden voor veel werkgelegenheid. Dat maakte Vlaardingen ook tot een forensenstad. Maar al die gezinnen met babyboomkinderen moesten ook gehuisvest worden. Hoewel er sinds de jaren vijftig werd gebouwd, liep de woningbouw niet altijd in de pas met de bevolkingsgroei. Bouwen kostte tijd en middelen, terwijl de vraag naar woningen steeds groter werd.

Hier is dan ook een nieuw verschijnsel te zien: hoogbouw met appartementen erin. Met hoogbouw kon men veel mensen op een relatief klein stuk grond huisvesten. Vooral in steden met beperkte uitbreidingsruimte zoals Vlaardingen, gelegen tussen water en industriegebieden, was verticaal bouwen logischer dan uitbreiden in de breedte. Door appartementen in flats te bouwen, bleef er meer ruimte over voor groenvoorzieningen en infrastructuur. Links naast en achter de nieuwe flats zie je ook de moderne infrastructuur. Soortgelijke voorbeelden zijn de wijken Overvecht of Kanaleneiland in Utrecht.

Het flatgebouw De Wereldhaven is nog maar kortgeleden opgeleverd; de meeste appartementen zijn nog niet bewoond. De oplevering van dit flatgebouw zal ook de aanleiding geweest zijn voor het maken van deze ansichtkaart. Het gebouw draagt een belofte van modern wonen, van vooruitgang.

Verderop, achter het gebouw De Wereldhaven is een voorbeeld van crisisbouw te zien. Een verschijnsel dat ontstaan is in de jaren vijftig. Die woningen worden gekenmerkt door soberheid: simpel van opzet, vaak klein, met minimale voorzieningen. Verder hebben ze een snelle bouwtijd: zo veel mogelijk woningen in zo kort mogelijke tijd, waarbij veel gebruik van prefab-elementen wordt gemaakt, met standaard bouwtekeningen en goedkope materialen.

De kaart doet mij denken aan een liedje van Frans Halsema Zondagmiddag in Buitenveldert uit 1969. Het lied is een spiegel van de jaren zestig, waarin mensen vanuit de binnensteden verhuisden naar moderne wijken met flats en rijtjeshuizen, waarin het zondagsritueel symbool stond voor het ‘gewone leven’. Achter de nette gevels van Buitenveldert schuilt een gevoel van verveling, routine en onderdrukte dromen. De jonge gezinnen doen wat hoort; koffie drinken, wandelen, auto wassen. Maar je voelt dat er iets mist. Het gaat over de sociale leegte achter de façade van de welvaart. Buitenveldert kan uitgewisseld worden met iedere nieuwe hoogbouwwijk uit die jaren in Nederland.

Drachten 1962

Entree N.V. PhilipsfabriekOliemolenstraatFriesland

Waar veel mensen bij vakantie denken aan ansichtkaarten met zee, bergen of molens, toont deze ansicht de ingang van de Philipsfabriek in Drachten. Geen vakantietaferelen, maar een eerbetoon aan arbeid, aan trots en aan de mensen die met hun handen en meebouwden aan een modern Nederland.

Vóór de komst van de Philipsfabriek in 1950 was Drachten nog echt een dorp, en wel één met een sterk agrarisch karakter. Het had de kenmerken van een Friese veenkolonie, met een kleinschalige middenstand, veel boerenbedrijven in de omgeving, en een rustige, dorpse structuur. De komst van Philips betekende een kantelpunt in de geschiedenis van Drachten: het veranderde het dorp ingrijpend en leidde tot de vorming van een moderne industriestad. De invloed van de fabriek strekte zich uit tot ver buiten het fabrieksterrein. Lokale middenstanders zagen hun omzet groeien, nieuwe woonwijken verrezen en de infrastructuur werd versterkt. Philips bracht meer dan techniek: het bracht werkgelegenheid, toekomstperspectief en sociale verbondenheid. In deze fabriek rolden vooral scheerapparaten van de band. Een product dat symbool stond voor de opkomst van de consumentenelektronica, die in de naoorlogse jaren een steeds prominentere plek in het dagelijks leven innam. In het begin groeide het aantal werknemers snel. In 1960 waren dat er al ruim duizend, einde jaren zeventig waren dat er meer dan 5000. In de jaren zestig en zeventig begon Philips ook in Drachten met het aantrekken van gastarbeiders, vooral vanwege het groeiende personeelstekort door de snelle expansie.

In het Hoge Noorden had Philips naast Drachten, fabrieken in Groningen, Leeuwarden, Drachten, Hoogeveen, Winschoten, Emmen en Stadskanaal. Na de oorlog wilde de Nederlandse overheid de economische groei beter spreiden over het land. De Randstad was al sterk ontwikkeld, terwijl regio’s als Friesland en Groningen kampten met werkloosheid, armoede en vertrek van jongeren. Philips werd door de overheid aangemoedigd om zich in het Noorden te vestigen. In ruil daarvoor kreeg het Eindhovens bedrijf subsidies, belastingvoordelen en snelle vergunningstrajecten. En er was ruimte zat in Noord-Nederland. Intussen is van al die fabrieken alleen Drachten overgebleven.

De poort van de fabriek laat geen drommen arbeiders zien die de fabriek in gaan of verlaten. Dat zou het klassieke beeld moeten zijn. In plaats daarvan zien we auto’s. Een VW Kever en een Citroën DS. Maar de werkelijkheid was anders. Bij het begin van de ochtendploeg ontstonden er ware ‘fietsfiles’ voor de fabriekshekken. Rinkelende bellen en het geroezemoes van mensen die elkaar opwachtten, maakten van die momenten een soort dagelijks ritueel.

Joure 1966

De Groene MolenGroene Dijk
Friesland

Een molen in het Hollandse landschap is natuurlijk een klassieker en hoort onmiskenbaar bij het Nederlandse cultuurlandschap. Een cliché misschien voor ons, maar voor buitenlandse toeristen zeker niet. Daarvan zullen er in de jaren zestig heel wat van verstuurd zijn. Hoewel het buitenlandse toerisme begin jaren zestig zeker nog niet de vlucht genomen had die het nu heeft.

De molen ligt tegen de Jouster Zijroede en lag vroeger veel verder weg van Joure. De stad heeft de molen bijna ingehaald. De molen zorgt voor de bemaling van de Bleeker-polder Hij heet De Groene Molen. De kleur heeft niets met het milieu te maken; hij is gewoon groen geschilderd. Toch was dit een naar hedendaagse maatstaven een heel milieuonvriendelijke molen. Want in 1937 is er een 6pk dieselmotor geïnstalleerd. In een tijd waarin veel windmolens hun functie verloren door mechanische alternatieven. De wieken waren fysiek nog aanwezig, maar verloren in de praktijk hun functie. De molen bleef zichtbaar, maar werkte onzichtbaar op dieselolie. Het doel was betrouwbare bemaling, ook als er geen of te weinig wind was.

Recentelijk is deze molen weer groener geworden door uitsluitend wind te gebruiken. Daarvoor zijn het nu eenmaal windmolens. Misschien is De Groene Molen als cliché in het Hollandse cultuurlandschap wél mooier dan al die moderne landschapsvervuilende energieturbines, die ons van zogenaamde groene stroom voorzien. De benzine gestookte Citroën DS hoort waarschijnlijk bij de waterrecreatie op de Jouster Zijroede.

Amstelveen 1968

Plein 1960Noord-Holland

De aanleg van het plein en bebouwing begon in 1958 en werd rond 1960 voltooid. De naam van het plein verwees naar het jaar 1960, toen het dorp Amstelveen door nieuwbouw een stad was geworden. Dat was een tijd waarin Amstelveen zich ontwikkelde van een rustig tuindorp tot een moderne voorstad van Amsterdam. In alles laat deze ansichtkaart zien dat Plein 1960 het Nederland van na de wederopbouw laat zien: groei, optimisme, modernisering in steen en straat vertaald.

Voorspoed maakt kooplustig. Het vormde de kern van een nieuw winkelgebied, bedoeld om tegemoet te komen aan de groeiende bevolking van Amstelveen, dat door de suburbanisatie van einde jaren vijftig zeer snel groeide. Winkelen werd een nieuwe vorm van vrijetijdsbesteding. De welvaart bracht steeds meer geld en dat hoefde niet meer alleen besteed te worden aan eerste levensbehoeften.

Winkels vragen om winkelend publiek. En die komen vooral met de auto. Rond 1968 is het bezit van een auto al bijna gemeengoed geworden. Daarvoor moet parkeergelegenheid gemaakt worden en die is ruim voorhanden op Plein 1960. Maar de parkeerplaatsen zijn niet groot genoeg voor de blauwgrijze Chevrolet Impala. Amerikanen houden nu eenmaal van groot, groter, grootst. Ook staan er voor Nederlandse begrippen opvallend veel D-modellen op deze kaart. Of dat te maken heeft met de Citroën-garage op het Amsterdamse Stadionplein, durf ik niet te zeggen. In die tijd reed je met de auto van Amstelveen naar Amsterdam bijna altijd via het Stadionplein.

Opvallend is de zaagtandvorm van de gebouwen en de grote hoeveelheid winkels op de begane grond. De zaagtandvormige gevels rond Plein 1960 zijn een typisch voorbeeld van naoorlogse stadsarchitectuur. Het zorgt voor strakke lijnen, repetitieve patronen met weinig sierwerk. Dienstbaar aan een nieuwe levensstijl waarin winkelen, mobiliteit en comfort samenkomen. De bouwstijl en planning weerspiegelen een tijd waarin Nederland zichzelf opnieuw vormgaf, letterlijk en figuurlijk. Plein 1960 heeft in de jaren negentig een andere naam gekregen: Stadsplein. Het plein is zó ingrijpend en onherkenbaar verbouwd dat de beleidsmakers Plein 1960 niet meer passend vonden.

Zuid-Scharwoude 1967

Cederlaan – LindelaanNoord-Holland

Op het eerste gezicht is dit niet direct een fraaie ansichtkaart om naar huis te sturen. Maar misschien is dat juist de kracht ervan? Hier is een nieuw verschijnsel uit de jaren zestig te zien en daarom is deze ansicht historisch interessant, want op deze ansichtkaart zijn Premie-A woningen te zien. Het jonge groen in de voortuintjes en de kraakheldere bestrating verraden dat de eerste bewoners hun dozen misschien nog aan het uitpakken zijn.

Even over de locatie: er zijn drie Scharwoudes in Noord-Holland. Het gewone Scharwoude ligt hemelsbreed relatief ver van Noord- en Zuid-Scharwoude. Deze ansicht gaat over Zuid-Scharwoude.

Een Premie-A woning is een woning die in de jaren zestig werd gebouwd met een subsidie van de overheid op basis van de Woningwet. Deze premie was bedoeld om particulieren of woningbouwverenigingen aan te moedigen om betaalbare nieuwbouwwoningen te realiseren voor de lagere en middeninkomens. Met de Premie-A regeling kon de overheid zowel de voorraad uitbreiden en de prijs reguleren. De premie werd verstrekt per woning en kon oplopen tot duizenden guldens. Dat was veel geld in die tijd. Er was een schrijnend tekort aan huizen in relatie tot de vraag. De bestaande woningen waren vaak te duur voor wat ze boden; slechte kwaliteit, krap, tochtig met gedeeld sanitair. In tegenstelling tot veel oude woningen van vóór 1940 hadden Premie-A woningen goede isolatie en ventilatie met sanitair binnen, met douche en toilet. Ze waren ruimer en lichter en hadden een tuin. En ze hadden een gezinsvriendelijke indeling, want er moest ruimte zijn voor de babyboomers. Ze vormden dus een enorme stap vooruit in wooncomfort, gezondheid en levenskwaliteit.

Zuid-Scharwoude is geen stad maar een groot dorp met destijds misschien 5000 inwoners en toch werden hier Premie-A woningen gebouwd. Dat heeft een reden. In de grotere steden was grond schaars, de prijzen stegen en de steden puilden uit. Intussen lagen elders in het land talloze dorpen met verlaten akkers en een slinkende middenstand. De jongeren trokken weg, op zoek naar werk en toekomst elders. Met de bouw van Premie-A woningen sneed het mes aan twee kanten. Zo ontstonden aan de rand van het platteland nieuwe wijken met jonge gezinnen, trapveldjes, basisscholen en buurtwinkels. Niet zelden gebouwd door lokale aannemers, in overleg met vooruitstrevende wethouders die zagen dat groei ook op het platteland mogelijk was. Tenminste als de juiste middelen voorhanden kwamen.

Heerlen 1965

StadsschouwburgLimburg

In Zuid-Limburg werkten tienduizenden mensen direct of indirect in de mijnbouwsector. Steden als Heerlen, Kerkrade en Geleen groeiden dankzij de mijnindustrie en ontwikkelden zich tot economische centra van de regio. Er ontstond een ongekende welvaart. De Limburgse mijnbouw zorgt in de jaren vijftig en zestig voor de kurk waar de Nederlandse economie op drijft. Want de groeiende economie zorgde voor een grote behoefte aan fossiele brandstoffen. Maar met de ontdekking van het aardgasveld bij Slochteren (1959) veranderde het energielandschap ingrijpend. Aardgas bleek goedkoper en schoner dan steenkool. Onder leiding van minister Joop den Uyl werd in 1965 het besluit genomen om de mijnen geleidelijk te sluiten. De sluitingen begonnen eind jaren zestig en zouden in de jaren zeventig worden afgerond.

Maar hoe dan ook, bij een welvarende stad als Heerlen hoort een prestigieuze stadsschouwburg. Die zou er nooit gekomen zijn als die welvaart er niet geweest was. Deze schouwburg is opgeleverd in 1961 en ontworpen door de uit Groningen afkomstige architect Frits Peutz (1896 – 1974). Zijn werk is relatief onbekend en daarmee ondergewaardeerd. Dat komt omdat hij in hoofdzaak in Limburg bouwde en niet in de Randstad. Het is een modernistisch gebouw, kenmerkend voor de Nederlandse wederopbouwarchitectuur van openbare gebouwen. De stadsschouwburg is lange tijd in de schaduw gebleven van Schunk’s Glaspaleis, een prachtig gebouw in Heerlen van diezelfde Peutz. Er staan veel auto’s geparkeerd op de ansicht. Dat is in die jaren niet ongewoon, want die auto’s vormen een onderdeel van de nieuwe welvaart en dat mag je laten zien. Dat is niet lelijk maar wordt in die jaren als mooi en als vanzelfsprekend ervaren. In de hedendaagse architectuur fotografie wordt er juist vermeden om die auto’s in beeld te brengen. Percepties veranderen voortdurend. Daarom is deze kaart een spiegel van de tijd. Op het straatbeeld staat maar één DS. Ook dat is een tijdspiegel, want dit model was mede gezien zijn prijs, zeker geen bestseller in Nederland.

Katwijk aan Zee 1960

Zuid-BoulevardZuid-Holland

Dit is een heerlijk weids en zomers beeld over het Noorzeestrand van Katwijk aan Zee. De ansichtkaartenfotograaf heeft met zichtbaar gevoel voor vorm deze foto gemaakt. De fotograaf heeft niet zomaar een foto genomen; met een goed oog voor compositie heeft hij het landschap van auto’s, mensen en zee samengebracht tot een beeld dat méér zegt dan duizend woorden. Op de voorgrond zien we een overvolle parkeerplaats aan het eind van de Zuid-Boulevard. Rij na rij met glimmende auto’s. Een glimp van het Nederland in verandering. In de verte rijst de Vuurbaak op, de historische vuurtoren van Katwijk, die tegenwoordig niet meer in gebruik is. Hij staat als een fier herkenningspunt aan de horizon, een symbool van het vissersverleden dat langzaam plaatsmaakt voor recreatie en toerisme. Deze overgang is duidelijk voelbaar op de ansichtkaart. Waar Katwijk ooit vooral een vissersdorp was, ontwikkelde het zich in de jaren zestig tot een populaire badplaats voor dagjesmensen uit de Randstad. De toename van de vrije tijd, door de invoering van de vijfdaagse werkweek en stijgende lonen, gaf mensen de kans om vaker en verder erop uit te gaan. En met de snelle groei van het autobezit veranderde ook de manier waarop men zich verplaatste. Geen fietstochtjes of treinen meer, maar met het hele gezin in de auto naar de kust. De auto werd een symbool van vrijheid. Het bezit van auto’s nam snel toe. In 1960 waren er ongeveer 500.000 auto’s in Nederland. Eind jaren zestig waren dat er al meer dan 1,5 miljoen.

Deze ansichtkaart is daarmee niet alleen een sfeerbeeld van Katwijk, maar een stukje sociale geschiedenis. Ze toont hoe het Nederlandse landschap zich aanpaste aan nieuwe behoeften: parkeerplaatsen aan zee, boulevards vol recreanten, en badplaatsen die groeiden dankzij een nieuwe mobiliteit en levensstijl. De beeldtaal van deze foto is helder: Nederland was onderweg naar moderniteit. Katwijk stond, net als veel andere kustplaatsen, letterlijk en figuurlijk in het middelpunt van deze nieuwe beweging.

Post uit het verleden
R. Hoen 28. Dezember 2025

Nächsten Beitrag lesen
Haarlem 1966